Overwegende dat het bijzonder comité voor de sociale dienst in zitting van 4 oktober 2021, overeenkomstig artikel 102, 2de lid, 2° Decreet Lokaal Bestuur, akte heeft genomen van de verhindering van mevr. Hilal Yalçin als voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, met ingang vanaf 19 oktober 2021 en dit voor zolang zij haar mandaat als Vlaams parlementslid zal uitoefenen.
Overwegende dat art. 106, §2 Decreet Lokaal Bestuur bepaalt dat de verhindering van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, die overeenkomstig artikel 42, § 1, 3de lid Decreet Lokaal Bestuur van rechtswege is toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen, van rechtswege de verhindering inhoudt van haar mandaat als schepen als vermeld in artikel 42, § 1, 3de lid Decreet Lokaal Bestuur.
Overwegende dat art. 47, 3° Decreet Lokaal Bestuur bepaalt dat de gemeenteraad akte neemt van de verhindering van de schepen die het mandaat uitoefent van federaal, Vlaams of Europees parlementslid, als de schepen daar schriftelijk om verzoekt. In voorkomend geval geldt de verhindering zolang de schepen het mandaat van federaal, Vlaams of Europees parlementslid uitoefent.
De raad voor maatschappelijk welzijn neemt akte van de verhindering van mevr. Hilal Yalçin als voorzitter van het bijzonder' comité voor de sociale dienst en als lid van het vast bureau, met ingang vanaf 19 oktober 2021 en dit voor zolang zij haar mandaat als Vlaams parlementslid zal uitoefenen.