Gelet op de financiële toestand van de stad;
Gelet op de in dit verband geldende onderrichtingen bij de opmaak van budgetten en meerjarenplannen;
Overwegende dat een tweede verblijf regelmatig bewoond is, waardoor de bewoner mee geniet van de inspanningen die de gemeente voorziet inzake onderhoud van het openbaar domein in het algemeen;
Overwegende dat niet permanent bewoonde eigendommen aanleiding geven tot een grotere zorg voor de veiligheid, het milieu en de openbare ruimte, wat zijn financiële weerslag op het gemeentelijk budget heeft;
Overwegende dat iedereen die op het grondgebied van de gemeente woont of verblijft, maar geen bijdrage levert in de financiering van de gemeentelijke uitgaven via de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting (AGPB), toch enigszins geldelijk moet bijdragen in de gemeentelijke uitgaven;
Overwegende dat met de belasting op tweede verblijven wordt getracht om het residentieel wonen binnen de gemeente te beschermen door het ontmoedigen van tweede verblijven en op deze manier een boeiend en coherent sociaal leven te kunnen uitbouwen;
Overwegende dat de voorzieningen van de lokale overheid aan de toename van de bevolking door het gebruik van tweede verblijven moet worden aangepast en dat door een tweede verblijf voor de gemeente extra kosten ontstaan, zowel op het gebied van de administratie en veiligheid als inzake infrastructuur en afvalbeheersing;
Overwegende dat de stad bovendien wil vermijden dat de belasting op tweede verblijven wordt gebruikt als een ontsnappingsroute voor de leegstandsheffing;
Overwegende dat het om voormelde redenen verantwoord is dat met de invoering van dit belastingreglement een deel van deze kosten worden gefinancierd;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
De artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en meer specifiek de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
De omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 over de gemeentefiscaliteit;
Deze ontvangst is voorzien in het budget van 2023-2026 op MJP001932.
Er wordt met ingang van 1 januari 2023 voor een termijn die eindigt op 31 december 2025, ten voordele van de stad Beringen, een belasting geheven op de tweede verblijven, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger ingeschreven zijn.
Het besluit van 30 december 2019 wordt vanaf 1 januari 2023 opgeheven.
§1. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van het tweede verblijf.
Indien het tweede verblijf verhuurd wordt, is de belasting verschuldigd door de huurder. De eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.
§2. In geval van vruchtgebruik, recht van opstal, recht van erfpacht of levenslang bewoningsrecht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder, erfpachthouder of de houder van het levenslang bewoningsrecht op 1 januari van het aanslagjaar. De eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de algehele belasting.
§3. In geval van mede-eigendom, is de belasting verschuldigd in verhouding tot het wettelijke eigendomsaandeel. Iedere mede-eigenaar is hoofdelijk gehouden tot betaling van de algehele belastingschuld.
§4. In geval van multi-eigendom, is iedere multi-eigenaar belastingplichtig volgens zijn toegewezen deel.
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 700 euro per jaar en per tweede verblijf.
De belasting is ondeelbaar en voor het ganse aanslagjaar verschuldigd.
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder tweede verblijf verstaan: elke private woongelegenheid waarvan degene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid op 1 januari van het aanslagjaar niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, vreemdelingenregister of wachtregister op dit adres; ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
Als tweede verblijf worden niet beschouwd:
- lokalen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitoefenen van beroepsactiviteiten;
- garages, tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens.
De hoedanigheid van tweede verblijf wordt op 1 januari van het aanslagjaar beoordeeld.
Onder wooncaravans moet verstaan worden de caravans die technisch niet gemaakt zijn om voortgetrokken te worden, en waarvan het chassis en het type van de wielen het voortslepen niet zouden verdragen.
Met verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens worden alle andere soorten van caravans bedoeld zoals caravans met een enkel stel wielen, de “semi-wooncaravans” met een dubbel stel wielen, de woonwagens en caravans waarmee kermisreizigers rondtrekken.
§ 1. Elke belastingplichtige moet per afzonderlijk tweede verblijf aangifte doen. Het stadsbestuur stelt daartoe aangifteformulieren ter beschikking. De correct ingevulde, gedag- en gehandtekende aangiften moeten uiterlijk op 30 juni van het aanslagjaar toekomen bij de dienst belastingen en invordering van het stadsbestuur.
§ 2. Wanneer alle aangiftegegevens van een tweede verblijf gekend zijn door de dienst belastingen en invordering van het stadsbestuur, kan aan de belastingplichtige daarvoor een voorstel van aangifte worden bezorgd, waarop de aangiftegegevens reeds staan ingevuld.
Een belastingplichtige is vrijgesteld van de in § 1. voorgeschreven aangifteplicht op voorwaarde dat hij/zij een voorstel van aangifte ontving. Deze vrijstelling van aangifteplicht geldt slechts indien de voorgedrukte gegevens op het voorstel van aangifte overeenstemmen met de werkelijkheid.
Indien de belastingplichtige vaststelt dat de voorgedrukte gegevens onjuist en/of onvolledig zijn moet hij/zij het voorstel van aangifte verbeterd terugzenden. De terugzending moet tijdig gebeuren zoals beschreven in § 1.
Het teruggezonden voorstel van aangifte moet duidelijk en volledig alle correcte gegevens vermelden en de nodige verbeteringen moeten worden aangebracht.
§ 3. Het is de belastingplichtige die moet bewijzen dat hij/zij het verbeterde voorstel van aangifte of de aangifte tijdig en correct indiende.
§ 4. Voor elk belast goed waarvoor een belastingplichtige geen aangifteformulier of voorstel van aangifte heeft ontvangen is hij/zij verplicht, uiterlijk op 30 juni van het aanslagjaar, aan de dienst belastingen en invordering van het stadsbestuur de voor aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen, eventueel op het formulier dat daartoe op verzoek zal worden toegezonden.
Bij gebreke aan aangifte, bij niet-tijdige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige, wordt de aanslag van ambtswege gevestigd op grond van de beschikbare gegevens en op de wijze bepaald in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Op het bedrag van de ambtshalve ingekohierde belastingen wordt een verhoging toegepast van 20%.
Het bedrag van deze verhoging wordt eveneens ingekohierd.
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
De belastingschuldige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Het reglement zal worden bekendgemaakt op de webtoepassing van de stad, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van deze bekendmaking.