Het schoolspecifiek profiel wordt vastgesteld als volgt:
1. Leidinggeven aan het onderwijsproces
• Visieontwikkeling op onderwijs, personeel en organisatie
De directeur formuleert een samenhangende visie op onderwijs, organisatie en professionele ontwikkeling om duidelijk te maken waar men met de school naar toe wil.
De directeur ontwerpt en formuleert in overleg met de teamleden en het schoolbestuur een strategie en visie in overeenstemming met het pedagogisch project.
Nieuwe inzichten en/of maatschappelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot het actualiseren en herformuleren van de visie en het wijzigingen van het pedagogisch project in samenspraak met het team en het schoolbestuur.
• Leidinggeven aan veranderingsprocessen
De directeur initieert, ondersteunt en bewaakt een goed verloop van veranderingen.
Hij herkent en erkent de situaties waarin een verandering wenselijk of noodzakelijk is en zorgt voor een systematische aanpak tot verandering. Hij begeleidt het veranderingsproces en zorgt voor een planmatige aanpak en optimale participatie van de betrokkenen.
• Vergroten van het leervermogen van teamleden
De directeur maakt professioneel gedrag bespreekbaar, reflecteert samen op het professionele handelen en biedt ondersteuning om het leervermogen van de teamleden te vergroten.
De directeur ontwikkelt een nascholingsbeleid met een breed draagvlak binnen de school en concretiseert dit in een nascholingsplan.
Hij detecteert de individuele leerbehoeften van de teamleden en geeft feedback en ondersteunt het teamlid met het oog op het optimaliseren van zijn functioneren.
2. Leidinggeven aan een schoolorganisatie
• Inrichten van de schoolorganisatie
De directeur analyseert en optimaliseert de inrichting van de schoolorganisatie op basis van onderwijskundige uitgangspunten en organisatiekundige principes.
Hij zorgt voor een draagvlak binnen de teamleden en de besluitvorming en is verantwoordelijk voor de uitvoering. Hij zorgt voor de afstemming van de schoolorganisatie op gewijzigde omstandigheden.
• Beleidsontwikkeling en –uitvoering
De directeur formuleert vanuit een analyse een coherent beleid, waardoor de organisatie in staat is om haar pedagogisch project, visie en doelen in samenhang te kunnen realiseren. Hij ontwikkelt een beleidsplan rekeninghoudend met het pedagogisch project, de visie en de doelstellingen van de school. Hij zorgt samen met de teamleden voor de uitvoering en de implementatie van het beleidsplan, zorgt desgevallend voor de aanpassing van de plannen en doelstellingen aan de gewijzigde omstandigheden.
• Resultaatgericht leidinggeven
De directeur bewaakt de processen met het oog op het bereiken van de gewenste resultaten. De directeur bewaakt de voortgang en draagt zorg voor het realiseren van een kwaliteitsvolle aanpak voor het bereiken van de in teamverband vastgelegde doelstellingen. De directeur informeert regelmatig naar de bereikte en niet-bereikte doelstellingen en stuurt in samenspraak bij.
• Delegeren en coördineren
De directeur draagt taken en bevoegdheden over aan de teamleden en coördineert de uitvoering ervan.
De directeur delegeert aan het teamlid rekeninghoudend met diens competenties en gaat in samenspraak na op welke wijze de taak kan worden gerealiseerd. De directeur coördineert de planning van de uit te voeren taken van de teamleden, overlegt en onderneemt actie om de planning bij te sturen.
• Besluitvaardigheid
De directeur neemt op het gepast moment en op oordeelkundige wijze onderbouwde beslissingen en communiceert deze met de betrokkenen.
De directeur bereidt de besluitvorming met betrokken personen en partijen voor en neemt als eindverantwoordelijke de beslissing. De directeur communiceert op voldoende en duidelijke wijze de genomen beslissing en de mogelijke gevolgen.
• Positioneren van de school in de maatschappelijke context
De directeur is op de hoogte van sociale en maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen in functie van de eigen schoolorganisatie.
Hij zorgt voor de strategische keuzes en het ontwikkelen van een schoolvisie in relatie tot de omgevingsfactoren. Als voorbeeldfunctie bewaakt hij samen met de teamleden de uitstraling en het imago van de school.
• Bestuurlijke verhoudingen
De directeur stelt het schoolbestuur in staat om haar rol op te nemen.
De drecteur informeert en raadpleegt het schoolbestuur betreffende schoolgebonden problemen die van belang zijn voor het schoolbestuur en die het schoolbestuur nopen tot het nemen van beslissingen. De directeur brengt verslag uit en formuleert voorstellen.
3. Leiderschap
• Beïnvloeden van de beroepshouding
De directeur stimuleert teamleden om hun professionaliteit af te stemmen op de doelstellingen van de school.
De directeur bevordert een positieve houding van de teamleden m.b.t. de realisatie van het pedagogisch project en expliciteert de waarden en normen bij beslissingen of bij het bepalen van standpunten. De directeur maakt negatieve signalen bespreekbaar en wijst de teamleden op gedragingen die niet overeenkomen met de beroepsethiek.
• Motiveren en stimuleren
De directeur bevordert teamleden om hun competenties maximaal in te zetten voor het realiseren van de doelstellingen. De directeur zorgt voor een positief participatief klimaat waarbinnen de teamleden persoonlijk kunnen bijdragen tot de realisatie van het pedagogisch project en de doelstellingen van de school. De directeur neemt maatregelen en onderneemt acties om demotivatie te voorkomen en te verhelpen.
4. Omgangsvormen
• Effectieve gespreksvoering
De directeur onderkent de sociaal-communicatieve context en past hiervoor de geëigende gesprekstechnieken toe.
De directeur is communicatief en past zijn gesprekstechniek aan de situatie en de gesprekspartners aan zodat alle situaties bespreekbaar zijn.
• Waarnemen en beïnvloeden van groepsprocessen
De directeur optimaliseert het functioneren van het team. Met het oog op de bevordering van een goede teamgeest, stimuleert hij de samenwerking rekeninghoudend met de competenties en vaardigheden van de teamleden. De directeur maakt problemen binnen het team bespreekbaar en zoekt naar oplossingen.
5. Professionaliseren en leren
• Leren op de werkplek
De directeur benut mogelijkheden binnen de school om te werken aan professionele ontwikkeling.
De directeur reflecteert en evalueert regelmatig en systematisch zijn functioneren en houdt rekening met de feedback die hij krijgt. De directeur stemt zijn professionele ontwikkeling af op zijn werkpunten en de schoolorganisatie.
• Leren buiten de werkplek
De directeur benut mogelijkheden buiten de school om te werken aan professionele ontwikkeling.
De directeur participeert aan netwerken, maakt gebruik van kwaliteiten en ervaringen van andere directeurscollega’s en onderneemt stappen voor zijn professionele ontwikkeling.
Gelet op het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, artikel 47ter;
Gelet op het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, artikel 19,1°.
Het college is akkoord met het voorgelegd schoolspecifiek profiel die gebruikt zal worden in kader van de selectieprocedure van directeur stedelijke basisschool.